16 april 2007

Het ACW over Het klimaatboek van Keytsman & Jones

Sofie Put is adviseur duurzame ontwikkeling en Europa, ACW studiedienst. Op de officiële voorstelling van Het klimaatboek sprak ze in naam van het ACW. Dit is haar feedback op het boek, zoals weergegeven op de persconferentie van maandag 16 april.

Het boek gaat uit van een lange termijn visie, van een visie van duurzame ontwikkeling: “een ontwikkeling die blijft duren” , die houdbaar is. De auteurs doen dit via een wetenschappelijke onderbouw; deze van de ecologische economie.Te bereiken doel én tevens noodzaak is een dematerialisatie van de economie en een koolstofvrije energieproductie.

Op basis daarvan, en dus niet via een lukrake opsomming van allerlei korte termijnmaatregeltjes leggen de auteurs een beleidspakket voor.Dit beleidspakket is integraal, duidelijk en transparant van aanpak. Het klimaatbeleid dat tot nog toe in dit land gevoerd werd en wordt, draagt die kwaliteiten niet in zich.

Het boek beschrijft hiervan een typerend voorbeeld: het gebruik van de verschillende energiefondsen in dit land. Er zijn vandaag 6 federale energiefondsen. Ik citeer het boek:
a) Het Kyotofonds. Dient voor de financiering van federale klimaatmaatregelen. Met dit Fonds zouden vooral energie-efficiënte investeringen worden gesubsidieerd. In de praktijk werden er de kosten voor de oprichting van de Nationale Klimaatcommissie mee betaald. Het wordt gestijfd door de consument via een bijdrage op de elektriciteit. Het overgrote deel van de middelen ervan wordt echter gereserveerd voor de aankoop van vervuilingsrechten in het buitenland (dus niet om de emissies in het eigen land te verminderen, dus zonder lange termijnvoordelen voor het eigen land). En dan nog: tot nog toe is er slechts geïnvesteerd in één buitenlands project voor 1,1 miljoen euro. De rest van het geld is geblokkeerd.
b) Fedesco. Die vennootschap zal in overheidsgebouwen energieaudits laten uitvoeren en energie-efficiënte projecten voorfinancieren. De doelgroep zijn de overheden op lokaal, regionaal en federaal niveau. Ook de middelen van dit fonds worden slecht gebruikt: er werden vorig jaar 7 energieaudits uitgevoerd. Er zijn 1800 federale overheidsgebouwen.
c) Het sociale energiefonds voor gas en elektriciteit. Dit wordt beheerd door regulator CREG.De federale regulator betaalt met de middelen onder meer de werkingskosten en financiert er de OCMW’s mee.De centra doen dus aan schuldbemiddeling en budgetbegeleiding of treffen maatregelen voor een preventief sociaal energiebeleid. In 2004 ging er van de 43,7 mio Euro slechts 14,8 mio Euro naar effectieve steun voor mensen in armoede. De rest diende voor het subsidiëren van het OCMW-personeel .Maar liefst 2/3 van de OCMW’s gebruikt de middelen voor personeelskosten.
d) Het sociale verwarmingsfonds. Dit komt gedeeltelijk tussenbeide in de betaling van de verwarmingsfactuur van personen in armoede (opvolging door de OCMW’s).
e) Het fonds ter reductie van de globale energiekost NV van publiek recht waaruit geput wordt om via “lokale entiteiten”, meestal OCMW’s gezinnen goedkope leningen te verlenen.
f) Het fonds voor hernieuwbare technologieën De bedoeling van dit fonds is onderzoek te doen naar hernieuwbare energie, maar de bevoegde minister Marc Verwilghen heeft noch de doelstellingen, noch de methodes van dit fonds verder gepreciseerd.

In alle federale fondsen zit ongeveer 280 mio euro. Niet alleen veroorzaken al die verschillende fondsen een verspilling van de middelen en personeel; het overgrote deel van het geld is bevroren of wordt vaak niet gebruikt waarvoor het is bedoeld.De fondsen werken naast mekaar en de middelen van elk afzonderlijk zijn te beperkt om de doelstellingen te bereiken.

De auteurs slagen er wel in die coherente aanpak voor te leggen. Dit is vooral te danken aan een consequente uitwerking van die wetenschappelijke basis waarmee het boek start.

Binnen het ACW wordt duurzame ontwikkeling hertaald via onze fundamentele doelstellingen: sociale rechtvaardigheid, democratie en participatie.En het zijn net die klemtonen die als rode draden doorheen het beleidspakket in dit boek terug te vinden zijn. Het is ook met deze bril op dat ik enkele beleidsvoorstellen van de auteurs ga aanhalen.

Sociale rechtvaardigheid

De gevolgen van de klimaatverandering treffen eerst én vooral de allerzwaksten, zowel op mondiaal niveau als in onze eigen samenleving.Het milieu- en het klimaatprobleem wordt door de auteurs correct gezien als een ethisch, sociaal en politiek probleem. Het principe van sociale rechtvaardigheid vormt een uitgangspunt van de voorgestelde beleidsaanpak; energiearmoede wordt uitvoerig behandeld in dit beleidspakket.Dit is een belangrijke meerwaarde: sociale rechtvaardigheid betekent nl. meer dan energiescans bij enkele minder begoede woningen uitvoeren en dan wat tochtstrips aanbrengen. Sociale rechtvaardigheid heeft nood aan structurele maatregelen.

“Energie is een basisbehoefte en moet dus ook als een basisrecht aanzien worden”. De klimaatverandering indachtig moet “duurzaam kunnen omgaan met energie” het te verwerven basisrecht worden. Hiervan zijn we echter nog ver verwijderd. De auteurs stellen een aantal sociale maatregelen voor die dit willen bewerkstelligen. Focus ligt op energiearmen, op huurders en ook op de consument in het algemeen.

Het passiefhuisconcept als norm in de sociale huisvestingsector.
Als oplossing voor het armoedeprobleem moeten er uiteraard in de eerste plaats meer sociale woningen bijkomen.Het heeft echter geen zin om een laag huurtarief aan huurders te bieden, als die zich blauw betalen aan hoge elektriciteits- en verwarmingsfacturen. Daarom moeten nieuwe sociale woningen onmiddellijk, vanaf de conceptfase, energiezuinig zijn. De regering moet de sociale huisvestingsmaatschappijen opdragen, versneld werk te maken van energiezuinige sociale woningen. Het passiefhuisconcept moet gewoon de norm worden in de sociale huisvestigingssector.

Isolatieprogramma voor arme gezinnen
Arme gezinnen moeten voorrang krijgen om hun huis te laten isoleren. Zij betalen pas de investering naarmate er op de verwarmingsfactuur wordt bespaard.

Rentevrije klimaatleningen
Rentevrije (of minstens goedkope) leningen worden ingevoerd voor eigenaars en huurders met een laag inkomen, want vaak kunnen zij de kosten van verbeteringswerken gericht op energiebesparing niet voorfinancieren. Gezinnen in armoede moeten dan het bedrag van energie-efficiënte investeringen niet zelf ophoesten, het Gewest schiet dit voor en tot een bepaald maximumbedrag hoeven de gezinnen zelfs de kost ervan niet terugbetalen. Deze maatregel wordt het best in heel het land ingevoerd.

De maandelijkse ecologische woonpremie ipv. de jaarlijkse woonbonus
Indien men de hypothecaire aftrek defiscaliseert en omvormt tot een rechtstreekse woonpremie kan de overheid een veel doelgerichter en doelmatiger beleid voeren. Als de overheid dan kopen en huren op een gelijkwaardige manier behandelt, kan ze een veel effectiever beleid voeren.De fiscale aftrek wordt dus het best voor nieuwe leningen uit de personenbelasting gehaald en omgevormd tot een maandelijkse ecologische woonpremie voor de huur of de aankoop of de ecologische renovatie van woningen.

1 sociaal klimaatfonds
Om de doeltreffendheid van het beleid te verhogen, wordt nadrukkelijk één Sociaal Klimaatfonds voorgesteld met als belangrijkste doel het drastisch en structureel verminderen van de energiefacturen van de gezinnen. Met één fonds worden mensen gelijk behandeld, of zij nu gas, stookolie of elektriciteit verbruiken. Energiearme mensen kiezen immers niet zelf de energiebron, omdat zij meestal huren.Dit Sociaal klimaatfonds moet een preventief sociaal energiebeleid ontwikkelen, zodat mensen in energiearmoede (dus ook huurders) energie-efficiënte investeringen aan hun woning kunnen laten uitvoeren, bijvoorbeeld met renteloze leningen die pas worden terugbetaald met de winst op de energiefactuur.Het Sociaal Klimaatfonds moet uiteraard mee gestijfd worden door de energiesector.

Seniorenwoningen
Het Vlaamse woningaanbod is onvoldoende aangepast aan de vergrijzing van de bevolking en aan de nieuwe tendens van gezinsverdunning.Door de vergrijzing vragen meer ouderen, en vooral meer hoogbejaarden, ook om aangepaste voorzieningen (in plaats van huidige –te grote- woning of serviceflats.Er dienen dus woongelegenheden voorzien voor alleenstaanden. Er gebeurt een ruil: Jonge gezinnen gaan in de oorspronkelijke huizen van de ouderen wonden en deze laatsten trekken naar de woongelegenheden voor alleenstaanden.Tussen 2007 en 2012 kunnen er 10.000 extra compacte, goed geïsoleerde en slim geconstrueerde seniorenwoningen gebouwd worden. Daardoor komen 10.000 meestal oudere woningen op de markt voor jonge mensen. Door dit hoger aanbod verlaagt ook de aankoopprijs. Mits financiële steun kunnen de jongeren gestimuleerd worden deze huizen te verbouwen en te isoleren.Uiteraard moet de Vlaamse regering een kader scheppen voor dit beleid. Naast fiscale maatregelen en renovatie- en isolatiepremies moet de overheid de gemeenten ook het financieel-juridisch kader aanreiken om het kapitaal te mobiliseren van jonge senioren die vandaag willen investeren in een beschutte woonvorm.

Ook op mobiliteitsvlak wordt het sociale aspect mee verweven:

Een slimme satelietgestuurde kilometerheffing
De transportheffing neemt de vorm aan van een satelietgestuurde kilometerheffing; te beginnen in een eerste fase op vrachtwagens (in te voeren vanaf 2012 in de Benelux. Ondertussen bereidt men de afschaffing van alle bestaande vaste verkeersbelasting voor.Dit verfijnd instrument verrekent niet het bezit maar het gebruik van de wagen, terwijl men ook rekening houdt met de milieuschadelijkheid van het voertuig en met het tijdstip waarop en de plaats waar gereden wordt. Ze moet de huidige verkeersbelastingen vervangen.Het is dus een sociale heffing die niet alleen het aantal afgelegde kilometers maar ook de veiligheid, verkeersdrukte en de uitstoot van schadelijke stoffen mee verrekent. Het is het effectieve gebruik van een wagen dat wordt belast. De opbrengst ervan wordt gebruikt voor investeringen in een beter openbaar vervoer.

Democratie en participatie

Een beleid heeft pas kans op slagen als het vaste grond bij de bevolking vindt.De noodzakelijke ecologische omslag die nu gemaakt moet worden behoeft niet alleen draagvlak bij de bevolking; de mensen moeten ook participatief betrokken worden bij de aanpak. Participatie is een noodzakelijke voorwaarde om te komen tot democratie. Ook dit hebben de auteurs begrepen: het beleidsplan is doorweven met structurele maatregelen waarin de consument, het individu de handelende actor is.

Registratierechten worden klimaatpremie
Registratierechten die nu betaald worden aan de overheid, kunnen beschikbaar gemaakt worden voor eigenaars in de vorm van een klimaatkrediet op rekening, waarmee dan de nodige investeringen kunnen worden gefinancierd.

milieu-innovaties en klimaatneutraal ondernemen leveren werkgelegenheid op
Grenzen verleggen en milieu-innovaties uitlokken, levert niet alleen voor het milieu veel op; het is ook goed voor de werkgelegenheid.D it kan via subsidies, belastingvoordelen, labels, vrijstellingen zoals loopbaanonderbreking, startersprojecten, opleidingen, de ruimte om te ondernemen door de aanleg van ecologische bedrijventerreinen.

decentrale energieproductie
Hernieuwbare energie komt pas echt tot haar recht in decentrale productie zoals bij een lokale of regionale economie, in autonome verbanden, in vormen van zelfvoorziening van gezinnen, bedrijven, wijken en regio’s. Kiezen voor energieveiligheid is dus kiezen voor energieautonomie.Hernieuwbare energiedragers dragen een enorm potentieel aan autonomie en zelfbeschikking in zich.Zowel voor landen als voor individuele burgers geldt dat democratie en zelfbeschikking maar verzekerd kunnen blijven als er voldoende autonomie is inzake energietoevoer.

Het voorgestelde beleidsplan is doordacht, structureel en sociaal duurzaam. Met sociale rechtvaardigheid, participatie en democratie als uitgangspunten én leidraden heeft én verdient het ook alle kansen op slagen.

Geen opmerkingen: